Schoolnetwerk #2: 3 tips om zelf je eigen netwerk in kaart te brengen: 

Deze blog is deel van een driedelige blogreeks die inzoomt op het doctoraat van Jasmien Sannen (KUL), getiteld ‘Inclusie Net-Werkt. Het ontrafelen van de school-netwerk-configuraties die inclusief onderwijs bevorderen’. In deze blog hebben we het over hoe je aan de hand van inzichten uit dit onderzoek zelf het netwerk in jouw in kaart kan brengen. De andere blogs vind je hier (de 4 belangrijkste conclusies uit het onderzoek) en hier (4 handvatten om de samenwerking in jouw team te bevorderen). 

TIP 1: Stel de juiste netwerk-vragen 

Na het invullen van een netwerk-vragenlijst gaven de potential-collega’s feedback op schoolniveau en op individueel niveau. Eigen antwoorden werden met andere woorden gevisualiseerd adhv een infographic-sociogram. Dit kan je zelf ook als oefening toepassen bij individuele leerkrachten/andere collega’s om het netwerk-bewustzijn aan te wakkeren: je kan zelf eerst een vraag stellen zoals ‘met wie werk je samen om inclusie te realiseren?’ 

  • Het voordeel van een brede vraag is dat je gaandeweg kan inzoomen op specifieke zaken die vaak aangehaald worden door leerkrachten. 
  • Je kan er ook voor kiezen om een heel specifieke vraag te stellen, zoals ‘met welke zorgleerkracht werk je samen om gedifferentieerde instructie aan te bieden?’ Dit heeft het voordeel dat je duidelijke thema’s kan bundelen over de gesprekken heen en specifieke sterktes of uitdagingen kan formuleren waarop je dan samen acties kan formuleren nadat je het netwerk hebt gevisualiseerd.

Na het noemen van namen kan je per persoon stilstaan bij hoe frequent er dan wordt samengewerkt. Er kan ook bevraagd worden hoe die samenwerking er dan uitziet:

  • Wat wordt er dan uitgewisseld en in welke richting gaat dit dan? Als je ondersteuning vraagt aan de zorgcoördinator/leerlingenbegeleider, vraag je dan een coachingsgesprek zodat je terug verder zelf aan de slag kan met een bepaalde situatie in de klas? Of vraag je dan vooral instant tips en tricks of zijn/haar aanwezigheid in jouw klas om het probleem op te lossen?
  • Je kan ook doorvragen op hoe ondersteunend, effectief of betekenisvol die samenwerking/ondersteuning is.

TIP 2: Visualiseer

Op basis van bovenstaande vragen kan je een sociogram maken met de leerkracht in het midden en de andere teamleden errond, dichtbij of veraf, afhankelijk van de samenwerking. Dat kan via een tekening, maar evengoed met Playmobil-mannetjes of  lego-blokken.

Als er niet wordt samengewerkt kan je deze leden op een aparte lijst schrijven. Achteraf kan je dan stilstaan bij wat maakt dat er geen samenwerking is en wat er nodig is om een eventuele samenwerking tot stand te laten komen. Je kan ook verschillende netwerken visualiseren rond het soort samenwerking of de ondersteuning die gevraagd of gegeven wordt: 

  • Staan leerkrachten samen in de klas (co-/teamteaching)? 
  • Wisselen ze informatie uit? 
  • Ventileren ze over hun ervaringen in de klas? 

Differentieer aan de hand van verschillende thema’s: 

  • Samenwerken om tegemoet te komen aan meertaligheid
  • Samenwerken om individuele aanpassingen uit te voeren in de klas voor specifieke leerlingen die extra onderwijsbehoeften hebben
  • Samenwerken om een universele leeromgeving voor alle leerlingen te realiseren (UDL)

Vraag door op wat ertoe bijdraagt dat deze (niet-) bestaande samenwerking er zo uitziet. Wat is er nodig om deze samenwerking een boost te geven? Of om bestaande praktijken zoals co-teaching met andere collega’s aan te gaan? 

TIP 3: Breng het volledige netwerk in kaart

Breng ook het volledige netwerk van jouw school in kaart. Hiervoor hebben Jasmien en Hannah Boonen (KUL) in functie van het POTENTIAL-project ‘de netwerk-thermometer’ ontwikkeld waarmee je op een systematische manier diegene die het vaakst wordt aangeduid, een centrale plek geeft in het netwerk. Als iedereen met iedereen samenwerkt is er een lage centraliteit. Wat betreft de dichtheid kunnen we met een simpele berekening nagaan hoe het potentieel van alle verbindingen wordt bereikt. In een netwerk van 3 personen is de kans groter op een hoge densiteit: persoon A kan samenwerken met persoon B en persoon C, maar persoon B kan ook samenwerken met persoon C. Als iedereen met iedereen samenwerkt is de densiteit 100%. Bij vier personen zijn er meer mogelijkheden: persoon A kan verbinding maken met persoon B, C en D maar personen B, C en D kunnen onderling ook samenwerken (in totaal zijn er 6 connecties mogelijk bij 4 personen).

Wees waakzaam voor gevoeligheden bij het verspreiden van informatie die op deze manier tot stand gekomen is! Wij raden aan om bevindingen te anonimiseren om verkeerde interpretaties tegen te gaan. 

Wil je aan de slag gaan met deze thermometer, neem dan contact op met schoolmaker nick@schoolmakers.be.

Lees meer over het onderzoek: https://potentialtoteach.be/zoek-materiaal/detail-2/sociaal-netwerk-in-kaart?from=18

Deel: